De herkomst van de naam Van der Bijl
De naam Van der Bijl stamt uit een tijd waarin nog niet zoveel werd opgeschreven of officieel werd vastgelegd. Het is daarom niet met zekerheid te zeggen hoe de naam ontstaan is en of alle Van der Bijlen afstammen van een en dezelfde stamvader. Maar inmiddels is wetenschappelijk wel zoveel bekend over de betrouwbaarheid waarmee oude verhalen werden overgedragen van generatie op generatie, dat het heel aannemelijk is dat de naam Van der Bijl verband houdt met een spectaculaire gebeurtenis in de winter van de jaren 1204/1205.
Tineke Spaans-van der Bijl (1929-2014), professioneel genealoge, heeft uitvoerig onderzoek verricht naar de naam Van der Bijl. Dit artikel is een ingekorte versie van het origineel, geschreven door Tineke Spaans – van der Bijl.
Ze vertelt in dit artikel dat de naam Van der Bijl, anders dan andere familienamen, al heel vroeg gebruikt werd. Al in de dertiende eeuw, toen een vaste achternaam zeer ongebruikelijk was, wordt er in oude Hollandse registers melding gemaakt van de naam Van der Bijl. Ook valt op dat de naamsvermeldingen in een beperkt aantal nauwkeurig te omschrijven gebieden voorkomt in de graafschappen Holland en Zeeland.
Tineke Spaans-van der Bijl vertelt dat ze attent gemaakt werd op een paar oude kronieken waarin een interessant verhaal voorkomt. Dat zijn Zaanlants Arkadia uit 1658 en Oudheden van de heerlijkheid en het dorp Alphen aan den Rijn uit 1728.’
Kwade Wouter
De kronieken vertellen over Heer Wouter van Egmond, die ondanks zijn bijnaam Kwade Wouter erg populair is bij de Egmondenaren. Hij lag echter niet zo goed bij de Graaf van Holland, die hem eind 1205 gevangen laat zetten in een kerker van het slot Heemskerk. Als vier broers (kroniekschrijver Plemper omschrijft “fluxe broeders”) hem komen bevrijden, krijgen zij als beloning een achternaam.
De vraag is echter hoe geloofwaardig dat verhaal is. De kronieken komen uit een heel ander deel van Holland dan de plek waar Heer Wouter gevangen en bevrijd is. Mogelijk hebben de schrijvers het verhaal overgenomen uit een andere kroniek en het – wie weet – met een kleurrijke fantasie wat smakelijker gemaakt.
Het is goed dat Tineke zoveel ervaring heeft in het speuren in oude archieven. Ze weet precies waar ze moet zijn en vindt de oudste bron voor de historie van Egmond, de Chronicon Egmundanum. Maar helaas, de kroniek stopt in 1203. Dan vraagt ze de Egmondensis Chronicon op, die geschreven werd tussen 1324 en 1332, maar ook dan wordt ze teleurgesteld: deze kroniek behandelt alleen de binnen- en buitenlandse betrekkingen van de Egmondse abdij.
Hovaeus
Maar dan vindt ze de Kronyck ende historie van ’t edele en machtige geslacht van den huyse van Egmont, dat in 1550 werd geschreven door de Egmondse monnik Anthonius Hovaeus.
Hovaeus beschrijft dat Kwade Wouter – zo wordt hij genoemd omdat hij voortdurend met de abt in conflict is over allerlei eigendommen – in de kerstnacht van 1204 de abdij overvalt. Helaas vliegen door die actie de naburige stallen van de Graaf van Holland in brand. Op oudejaarsdag laat de graaf hem gevangen nemen en opsluiten in het slot Heemskerk.
Vier dappere Egmondenaren vatten het plan op hem te bevrijden en begeven zich in de St Pontiaensnacht (14 januari 1206) naar het slot, gewapend met ‘kodden’ (knotsen), bijlen en ‘kloppers’ (hamers). Na een spannend gevecht met de bewakers van het slot lukt het de vier mannen om Heer Wouter te bevrijden en terug te brengen naar Egmond.
‘Namen en tytele gegeven’
En dan komt het. Hovaeus beschrijft: ‘Heer Wouter heeft dese vier broeders edele mannen gemaakt, heeft se namen en tytele gegeven. Als Jacob de eerste in de kamer is gesprongen daer Heer Wouter lagh, noemde hij Jacob Van der Kamer; ende Jan die de bijl meest gebruyckt hadde, noemde hij Jan Bijl; ende Cornelis die seer geklopt hadde, noemde hij Cornelis Klopper; ende Pieter worde na sijn knodse Pieter Codde geheten. Dese namen voeren noch de nakomelingen van dese vier gebroeders tot huyden op desen dagh.’
Tineke Spaans-van der Bijl benadrukt dat ‘edele mannen’ in dit verband vooral wil zeggen dat Heer Wouter ze als eervolle mannen beschouwt. En ‘namen en tytele gegeven’ wil vooral zeggen dat ze daarmee een eretitel kregen, omdat een familienaam een zekere waardigheid uitdrukte. Het begrip ‘adel’ bestond in 1205 nog niet.
Toch blijft Tineke na dit verhaal twijfelen. Er zit per slot van rekening nog 300 jaar tussen het gebeurde en de beschrijving in de kroniek. De monnik kon het nooit zelf meegemaakt hebben en zijn vader en opa ook niet. Er bleek niets bewaard uit de jaren vlak na de genoemde geschiedenis.
Leenmannen
Ze vervolgde haar onderzoek door de geschiedenis van de Heren van Egmond te bestuderen. Deze machtige heren bezaten veel grond en breidden hun bezittingen stelselmatig uit. De stukken grond (‘lenen’) lagen wijdverspreid over een groot gedeelte Holland en daarbuiten.
Het is bekend dat leenheren in die tijd hun leen lieten beheren door leenmannen, die hun leenheer trouw moesten beloven en bijstaan als krijgsman in de strijd. De leen ging vaak over van vader op zoon, ook toen de militaire taken minder werden en uiteindelijk het leenstelsel officieel werd afgeschaft. Wat Tineke verraste in haar onderzoek, was dat de vier namen van de moedige mannen Van der Bijl, Van der Kamer, Klopper en Codde, heel regelmatig terugkomen in de registers: het gaat dan om leenmannen van goederen in Egmond, Oudshoorn, Zoeterwoude, Oegstgeest, Wassenaar en een heel aantal andere.
En dat maakt erg aannemelijk dat Hovaeus schrijft: ‘Dese namen voeren noch de nakomelingen van dese vier gebroeders tot huyden desen dagh’. Want ‘desen dagh’ heeft betrekking op het moment dat hij het schreef en dat was omstreeks 1550.
Maar, waarschuwt Tineke Spaans-van der Bijl: de genealogieën kunnen nu niet maar zo worden aangevuld tot 1205, want daarvoor liggen de naamsvermeldingen te ver uit de tijd. ‘Met dit onderzoek is allen aangetoond dat de naam Van der Bijl inderdaad uit de middeleeuwen stamt.’
‘Hoe kun je in vredesnaam nog twijfelen?’
Tineke twijfelde nog steeds aan het waarheidsgehalte van het verhaal van de moedige bevrijding van Heer Wouter. Hoe je het ook wendt of keert: er is in de beginjaren niets van opgeschreven. Tot ze in gesprek raakte met Prof. dr. Marietje van Winter, een vermaarde deskundige op het gebied van de middeleeuwen.
Zij merkte op dat recent onderzoekt uitwijst dat ook mondeling overgeleverde verhalen uit die tijd heel betrouwbaar zijn: ‘In tegenstelling tot de moderne mens die zijn ervaringen op papier vastlegt en daarmee veel parate kennis uit zijn geheugen wegsluist, kende de middeleeuwse mens alleen een orale traditie en inmiddels is gebleken dat aan de verhalen die van generatie op generatie werden doorverteld, niets werd toegevoegd of weggelaten. Toen de bevolking – enkelingen daargelaten – nog niet kon schrijven, was het geheugen veel nauwkeuriger.’
Tineke legt haar bevindingen voor aan de emeritus hoogleraar, die verbaasd reageert: ‘Hoe kun je in vredesnaam nog twijfelen terwijl het materiaal dat je hebt verzameld zoveel duidelijkheid verschaft!?’
‘Hovaeus staat bekend als een betrouwbaar kroniekschrijver zodat je kunt aannemen dat ook dit verhaal correct is. Vanwege het feit dat achternamen in de middeleeuwen nog zeldzaam waren, kun je ervan overtuigd zijn dat de Van der Bijlen, Van der Kamers, Kloppers en Coddes die in de registers worden genoemd, inderdaad nakomelingen zijn van de eerste naamdragers en dan ligt het voor de hand dat je in later tijd in de vroegere leengebieden ook de stamvaders uit de Van der Bijl – genealogieën aantreft. Wat wil je nog meer bewijzen?’